“Ondanks de voorstudies beginnen we met de paludicultuur in praktisch zin op nul: want naast de groei, kijken we ook hoe verloopt straks de oogst, verwerking en afzet.”
Martin Witteveldt – Landschap Noord-Holland
Martin Witteveldt – Landschap Noord-Holland
Binnen het Innovatieprogramma Veen onderzoeken we de kansen van paludicultuur of natte gewassen (het Latijnse ‘palus’ betekent moeras). Net als met drukdrains willen we met paludicultuur bodemdaling tegengaan. Natte gewassen worden geteeld bij een waterpeil boven het maaiveld, vergelijkbaar met het sawasysteem in de rijstteelt. In de polder Zuiderveen hebben we verschillende percelen onder water gezet voor de teelt van kleine en grote lisdodde (rietsigaar) en Azolla. Meer over deze planten leest u verderop op deze pagina.
Waarom vinden we paludicultuur interessant voor het veenweidegebied?
In de zomer van 2019 maakten we onderstaand filmpje over de lisdodde-teelt:
Na twee groeiseizoenen van de lisdodde, optimisme, maar nog veel te leren:
De winter lisdoddenteelt 2021
Het lukt goed om lisdodde te telen. We hebben wel veel last van ganzenvraat. Daarom zijn linten over de percelen gespannen en is een laser geplaatst. Met bagger uit het nabijgelegen Braak in natuurgebied Zuiderveen hebben we een deel van de teeltvakken van extra voedingsstoffen voorzien. In 2019 konden we voor het eerst gebruik maken van ons eigen plantmateriaal. Zaaien van lisdodde is lastiger. In het najaar van 2019 hebben we voor het eerst lisdodde geoogst om twee oogstmethodes te testen, in het voorjaar van 2020 is opnieuw geoogst.
De teelt van Azolla in de kas hebben we goed in de vingers. In het veld kunnen de planten zich handhaven. Een explosieve groei blijft uit. Onderzoek van Onderzoekscentrum B-WARE wijst uit dat een gebrek aan fosfor waarschijnlijk een rol speelt.
We kijken in het voorjaar van 2020 hoe de geoogste lisdoddeplanten weer teruggroeien. We gaan verder experimenteren met zaaien van lisdodde en bemesting van de vakken. Bemesting mag niet leiden tot afstroming richting het oppervlaktewater, daarom vindt dit plaats in afgesloten teeltvakken.
Voor Azolla zetten we het onderzoek voort: we kweken eerst op in de kas en planten daarna buiten. Aanvullend onderzoekt de Universiteit Utrecht of we sporen kunnen gebruiken (zodat we geen voorkweek meer nodig hebben) en Azolla kunnen veredelen (sturen op gewenste eigenschappen). Doorlopend doet Onderzoekcentrum B-WARE onderzoek naar de chemie van bodem en water en het effect op de groei van lisdodde en Azolla.
Het water van de polder Zuiderveen blijkt ongeschikt voor de teelt van veenmos. In 2020 wordt alsnog een proef opgezet in het Ilperveld.
Azolla, in de volksmond kroosvaren, is een drijvende varen met een wereldwijde verspreiding. De grote kroosvaren (Azolla filiculoides) is een inheemse soort in Europa. Azolla-soorten leven in symbiose met een zogeheten cyanobacterie, die stikstof bindt uit de lucht. Stikstof hoeft bij de teelt dus niet te worden aangevoerd.
In de tropen kan Azolla tot 50 ton droge stof per hectare per jaar opbrengen. Teeltproeven in de buitenlucht wijzen uit dat dit in de veenweiden van Laag Holland per jaar ligt rond de 20 ton droge stof per hectare. Ter vergelijking: gras heeft een drogestofopbrengst van 10 tot 12 ton per hectare per jaar. Nadeel is dat de Nederlandse veenweiden fosfaatrijk zijn, wat de groei van Azolla beperkt.
Opbrengst Azollateelt is te gebruiken voor:
Lisdodde, ook wel rietsigaar genoemd, is een plant uit de lisdoddefamilie (Typhaceae), en komt van nature voor in moerasgebieden. In Nederland gaat het om de kleine lisdodde (Typha angustifolia) en grote lisdodde (Typha latifolia). Verschillen tussen de twee soorten zijn onder andere de breedte van het blad, groeisnelheid, grootte van de wortels en voorkeur voor de diepte van het water.
De grote lisdodde groeit onder optimale omstandigheden tot twee of zelfs drie meter hoog. Het is een snel groeiend biomassaproduct en kan in de Nederlandse veenweiden naar schatting per jaar gemiddeld 15 ton droge stof per hectare opleveren. Bij optimaal water- en nutriëntenmanagement zijn opbrengsten uit scheut en vrucht van samen 20 tot 25 ton droge stof per hectare mogelijk.
De wortels van de lisdodde zijn van oudsher een zetmeelbron. Wanneer de zaden rijp zijn valt de ‘sigaar’ uiteen in katoenachtig pluizig materiaal, waaruit de zaden zich verspreiden met behulp van de wind.
Opbrengst lisdoddeteelt is te gebruiken voor:
Veenmos komt voornamelijk voor in moerasachtige gebieden. Veenmos kan goed water vasthouden, van 15 tot 25 keer het eigen droge gewicht. Veenmos breekt niet snel af doordat het bepaalde inhoudsstoffen (fenolen) bevat in de celwanden.
Het langzame gehumificeerde oude veenmos vormt na eeuwen het welbekende veenmosveen, oftewel turf. Deze grondstof is vroeger op grote schaal afgegraven voor brandstof, maar is nu voornamelijk een grondstof voor de substraatindustrie, onder meer in potgrond. In Nederland waren ooit uitgestrekte veenmoerassen met veenmos, maar deze zijn ontwaterd voor agrarisch gebruik en omgevormd tot de veenweiden.
Opbrengst veenmosteelt is te gebruiken voor: